woensdag 24 februari 2010

Aurora


Weinig natuurfenomenen spreken zo sterk tot de verbeelding als het noorderlicht dat doet. Na een winter met zo goed als geen noorderlicht, schrok Reykjavík vorige week op tijdens een nacht met uitzonderlijk hoge activiteit. Ongelofelijk hoe ik hier zo veel geluk gehad heb dit te kunnen meemaken. Op voorhand waren we al gewaarschuwd, en midden in Sarah's verjaardagsfeestje kreeg ik een enthousiast bericht van mijn kamergenote, waarop alle feestvierders in het holst van de nacht de baai inholden om daar veruit het meest kleurrijke en indrukwekkende schouwspel mee te maken dat ik ooit zag.

Geen foto kan weergeven wat het is om in de pikzwarte baai van Reykjavík op een rots te zitten, terwijl je boven je hoofd groene gordijnen ziet vormen. Ze nemen af in helderheid, vorm en dichtheid, ze dansen op en neer en golven, als gejaagd door de wind. Van groen naar geel, van helder naar zwak. De reflectie in de zee, en de berg Esja die er duidelijk veel kalmer onder blijft dan de toeschouwers die kreten slaken als een klasje verwonderde peuters. Tussen dit schouwspel door kregen we nog twee vlagen van heel sterke intensiteit op ons bord, waar heel duidelijk paarse stukken te zien waren. Hierbij moet vermeld worden dat de IJslanders die ooit paars noorderlicht zagen bijzonder dungezaaid zijn.

Gustav, die uit het noorden van Zweden komt, en voor wie Reykjavík een zuiderse uitstap is, had nooit eerder in zijn leven zo'n kleurrijke en actieve portie noorderlicht gezien.

Soms heb je geluk in de dingen, en soms heb je bijzonder veel geluk. Mijn IJslandse professor was alvast jaloers op de paarse tinten.

Bedankt alvast aan alle mensen die hier berichtjes achterlaten. Dat doet me echt heel veel plezier!

vrijdag 19 februari 2010

Hveragerði


Als de duivel ergens op aarde woont, dan is het wel hier in Hveragerði. Maar laat ons eerlijk zijn: smaak heeft hij wel, de duivel. In de streek van dit dorpje is een enorme geothermische activiteit, en daar profiteert men van door hier in serres zowel de bloemschikker als de bananenliefhebber stof tot leven te geven.


Met een vijftal studenten begonnen we op een druilerige dag aan een prachtige tocht doorheen de vreemdste landschappen. Overal spuit stoom uit de grond, het water in de riviertjes is warm, en de mossen die op bepaalde plekken in een permanent tropisch klimaat groeien hebben de meest felle kleuren, schril afgetekend tegen de grauwe achtergrond van de bergen rondom. Een bordje in het begin van de wandeling moest ons waarschuwen dat het water warm kon zijn. Een understatement van jewelste, zo bleek toen we iets verderop onze meegebrachte scharreleitjes hardgekookt uit de beek haalden.


Het weer zat niet echt mee, en sommige mensen waren al gauw volledig doorweekt en verkleumd. Gelukkig hebben IJslanders een zwemcultuur en was de rivier warm, dus even later liepen we rillend in zwembroek naar het warme water. Helaas een beetje ondiep, waardoor het een niet erg comfortabele zwempartij werd. Uiteindelijk dan toch de moed bijeengeschraapt en alleen langs de oevers verderop een diepere plek gaan zoeken. Dat werd een van mijn meest fantastische IJslandervaringen ooit. Het ene moment loop je enkele meters over ijs, het moment daarop verbrand je je voeten op een plek waar het water kokend uit de grond komt. Een onbeschrijfelijke ervaring om dan uiteindelijk in het diepe water te zitten, onaardse kleuren van heloranje tot schril azuurblauw en felgroen, een waterval van kokend water met felblauwe terrassen aan de linkerkant, ijs langs de rechterkant. De bergen rondom, pluimen stoom die de aarde uitspuiten, midden in de ongerepte natuur en geen mens te bekennen. Geen foto's, maar die zouden ongetwijfeld hopeloos tekort gedaan hebben aan die plek. Magisch en beklijvend.


donderdag 18 februari 2010

Esja


Al lang genoeg staat ze daar te glunderen op een boogscheut van de hoofdstad, hoog tijd dus om eens korte metten te maken met de berg Esja. Veel IJslanders kennen de weg op hun duimpje, en sommigen beklimmen hem zelfs elke week. Het weer was al een tijdje best te appreciëren, waardoor de weg in goeie conditie was, en veel van het ijs op de top gesmolten was. Alles wees er dus op dat een beklimming wel nog eens zou kunnen lukken.


Maar de weergoden waren niet de enigen die ons wel sympatiek vonden, zo bleek wel toen ik een handschoen kwijtraakte, en enkele minuten later al een nieuwe vond, met een muts erbij. Eerlijk gezegd heb ik me die vondst niet beklaagd want het was verdorie frisjes op de berg. Prachtige wandeling, met uitzichten die helaas niet altijd even makkelijk op foto plakken. Het laatste stuk wandelden we de wolken binnen op de met ijs bezaaide top, en verdween het verre uitzicht. In de plaats een absolute stilte... Het scherpe oog van Lien merkte na een tijdje plots een drietal ptarmigans op, wiens camouflage in het ijs werkelijk volmaakt was. Zo volmaakt dat onze foto's verre van spectaculair zijn. Na de boterhammetjes keerden we dan maar terug, een 100 meter voor de hoogste top, want dat stuk was op gevaar van eigen leven. Tenminste, dat haalde ik uit wat een IJslandse passant ons even vroeger vertelde. Die man had niet geraden dat we niet IJslands waren, en op zulke momenten vraag je niet te veel extra uitleg en speel je mee in je properste IJslands natuurlijk...

maandag 15 februari 2010

Seltjarnarnes


Belgisch bezoek vorige week. Ook al ben ik hier nog maar een goeie drie weken, toch doet dat wel even goed. De smaak van echte chocolade en de kolder van onvervalste Kulderzipkens, en dan zeker in het gezelschap van Lien, gingen er wel vlotjes in. Een goeie reden ook om eens te ontsnappen aan Reykjavík, de stad waar ik ondertussen al erg aan gehecht ben, maar die wel een drukke en atypische plek is op dit lege eiland. We begonnen dichtbij, in het kleinste dorpje van IJsland. Seltjarnarnes heeft buiten zijn vuurtoren die de hele baai 's nachts domineert niet veel te bieden op papier, als we even de voorraden rottende haai van de hoofdstad buiten beschouwing laten. Toch is het contrast enorm, want het schiereilandje is een plek van rust vlakbij de hoofdstad, en ziet er uit als iets wat ik ondertussen als heel IJslands ervaar.


Op het tipje van het eiland kijk je ver de noordelijke ijszee in, en hoewel het niet helder genoeg was om het met eigen ogen te zien, lonkte mijn bestemming van volgende maand al zwijgend in de verte: Groenland.

Zelfs een dik wolkenpak kon niet verhinderen dat de zonsondergang bepaald indrukwekkend was vanaf de vuurtoren, op de kale strook land met verlaten uitkijkposten uit lang vervlogen tijden. Na wat kuieren in Reykjavík, dat je doodverwend al haast druk zou gaan noemen, een hele leuke dag, en nog maar het begin van het weekje bezoek van Lien.

zondag 7 februari 2010

De blauwe lagune

Een trekpleister, maar geheel terecht. Zo dicht in de buurt en met zo'n fikse studentenkorting stond ons nog weinig in de weg om eens richting Grindavík te rijden. Voor mij een mooie gelegenheid om voor de eerste keer Reykjavík achter mij te laten, want veel kansen heb ik daartoe nog niet gekregen. Er wordt echter volop aan gewerkt!


Bij het avondschemeren trokken we met 5 Erasmussers richting blauwe lagune, een heel speciale ervaring. Via een omweg komt het lekker warme water recht uit de grond, en je kan zwemmen in het lichtblauwe water met uitzicht op het ruwe landschap en de talrijke pluimen stoom. Baden in de lagune zou een helend effect hebben op alle gebied, maar mijn kuiten zijn toch nog steeds goed stijf van de judo. Gelukkig heb ik dan toch het fantastische gevoel gehad om rond te drijven, omringd door doodse stilte in een onaards ruig maanlandschap. Je wordt er zelf even stil van...

zaterdag 6 februari 2010

Þorrablót

Wie afstamt van Ingólfur Arnarson moet zijn wortels eren, en als er iets belangrijk is voor een IJslander is dat wel zijn stamboom. Ze kunnen urenlang converseren over hun voorvaderen, en wanneer men iemand ontmoet is het heel gebruikelijk om uit te vissen in welke graad men met elkaar verwant is. Overigens moet men meestal nog niet zo overweldigend veel voorvaderen memoriseren om al snel verwantschap te ontdekken hier in deze kleine gemeenschap.

Iets wat hier schijnbaar mee samenhangt is het jaarlijks terugkerend festival Þorrablót. Laat je echter niet misleiden, want het is in de huidige vorm pas ontstaan in de jaren 50 van vorige eeuw, toen het restaurant Naustið in Reykjavík besloot om de traditionele schotels en oude eetgewoonten van het platteland weer op de kaart te zetten. Een soort 'viering' van de beschaving der huidige stadsmensen zeg maar.

Het idee werd algemeen overgenomen, en de meeste IJslanders houden nu ieder jaar in de maanden januari of februari een Þorrablót. Voor veel buitenlandse studenten en IJslanders een attractie vol walgende foto's en heerlijke verhalen om het thuisfront te vertellen, geheel conform de heersende clichés. Het idee lijkt me echter helemaal nog zo geen bonte kermis, dus vol goede moed en tot afschuwen van mijn tafelgenoten dook ik dan maar in mijn eerste schapenhoofd. Heel verteerbaar en bovendien leerrijker dan een biefstuk, alleen al wat het anatomische aspect betreft.


Flauw wilde ik dan ook niet zijn en ik peuzelde dus alles binnen wat er te vinden viel. De geïnteresseerden en sterken van maag wil ik wel eens uit de doeken doen in hoeverre je een heel hoofd kan opeten, maar laat ik alvast meegeven dat ik behoorlijk vol zat en dat een tafelgenote met een propere set beenderen naar huis ging.

Wat ook bijzondere aandacht verdient is de hákarl, ofwel de Groenlandse haai. Het vlees van deze haai is giftig voor de mens en moet daarom eerst op een heel specifieke manier bereid worden. Door het te laten rotten, meestal ondergronds, worden alle giftige stoffen opgeruimd, hetgeen de sterke ammoniakgeur veroorzaakt die mijn aanwezigheid op de þorrablót gedurende de rest van de avond bleef verraden. Idealiter wissel je elk stukje hákarl af met een slok brennivín, de nationale drank die me niet helemaal kon bekoren.

Daarnaast waren er ook schapentestikels, zuur walvisvet en schapenvlees gerookt in mest. De lijst gaat nog even verder.


Het lijkt misschien een wedstrijdje om het meest afstotelijke of ongebruikelijke avondmaal te verzinnen, maar het zijn heel lang courant geserveerde schotels geweest. Ik heb de indruk dat IJslanders over het algemeen hoog oplopen met hun afkomst en tradities. Dit gebruik lijkt me niet echt een gorillavertoon van de sterke IJslandse man, maar eerder een soort van romantisch teruggrijpen naar de oude natie en eigen manier van leven die meer en meer verloren gaat. In Reykjavík in het bijzonder. Soms heb ik de indruk dat er twee kanten zijn aan de mensen hier, of misschien zelfs twee soorten mensen. Enerzijds zijn er de tradities, natuur en afkomst, anderzijds dweept men met grootmachten, geld en succes. Maar dat is een ander verhaal voor volgende keer dat ik jullie deze keer zal besparen.